dinsdag 29 augustus 2017

Wat moet, dat moet

Zeggen dat campagnevoeren in mijn bloed zit, is een leugen. Dat ik er een bloedhekel aan heb, is eerder waar. Het begon al vroeg, toen campagnevoeren nog betekende dat je als kind van een politieke moeder achter in een auto door diverse woonbuurten werd gereden. Er waren twee luidsprekers op het dak gemonteerd en ma zat voorin, naast de chauffeur, met een microfoon en ze riep bloedfanatiek tegen de lege balkons van de Donderbergflats, dat de mensen die zich daarachter schuilhielden voor het verkiezingsgeweld, op de Partij van de Arbeid moesten stemmen. Je zat je daar op die achterbank te schamen voor de opvallende auto met die posters en vlaggetjes en je probeerde de ruzie met je broers zo lang mogelijk uit te stellen, want dat zou zo raar klinken door die luidsprekers, waar, als je moeder zweeg, loeihard blikkerige muziek uit kwam. Een dag die niet om ging. 
Deze keer moet ik eraan geloven. De samenstelling van de kieslijsten is aan de orde van de dag en dat ik daar op kom te staan is zeker. Waarschijnlijk als lijsttrekker, waar ik ook geen bezwaar tegen heb, en dan kun je moeilijk geen campagne voeren. Maar ik doe wel alvast mijn eerste verkiezingsbeloften: ik ga niet rondrijden in een geluidswagen en u hoeft van mij niet op de PvdA te stemmen. Ik leg het mijn moeder wel uit.