woensdag 28 januari 2015

Zwijgende meerderheid

Er was een inspraakavond in Bemelen. De wethouder en de ambtenaren kwamen de plannen uitleggen en de mensen uit het dorp konden vragen stellen. Ik was benieuwd. Naar de plannen, want die kende ik niet en naar de reacties, want ik had geen idee hoe de wind zou waaien.

Bemelen schijnt, en eigenlijk is dat niet gek, last te hebben van water. Als het regent dan loopt er vanaf boven zoveel water door de straat dat de afvoer het niet aankan en de riolering overloopt. In elk geval is het nat en mengt het vervuilde rioolwater zich met het hemelwater. Als je dan toch die waterafvoer moet regelen dan is dat een mooi moment om meteen maar de bestrating een opknapbeurt te geven. En omdat we in een toeristische gemeente wonen, wil de gemeente een stuk grond dat ze aankocht om een betonnen bak voor de waterregulering te plaatsen bekleden met een groene parkeerplaats.

Het afwateringsplan was welkom, het bestratingsplan riep wat vragen op, maar het grote discussiepunt was de parkeerplaats. Er waren een paar mensen fel tegen. Er zou geen parkeerprobleem bestaan in Bemelen en dit was nodeloze parkeerruimte. De inwoners van Bemelen die discussieerden met de wethouder werden op geen enkele manier tegengesproken door andere inwoners die de avond bezochten. Dat vond ik vreemd, want ze waren op andere momenten ook niet bang om iets te zeggen, dus waarom zou er niet iemand kunnen opstaan en zeggen: 'meneer Janssen u vergist zich, er is wel degelijk een parkeerprobleem, maar dat valt niet zo op omdat veel mensen op particuliere parkeerplaatsen parkeren bijvoorbeeld bij de camping'
Het gebeurde niet. Hoe moest ik die stilte nu verklaren?

Mij werd gezegd dat de kritische mensen zoals gewoonlijk belanghebbenden zijn, die tegenover de geplande parkeerplaats wonen. Is het dan zo dat de zwijgende meerderheid het altijd eens is met de overheid? In dit geval zou dat dan betekenen dat men in Bemelen massaal een parkeerplaats wil en maar een handjevol bewoners dat niet ziet zitten. En waarom zwijgt die grote meerderheid dan? Het is toch veel gemakkelijker om te spreken als je je gesteund weet door veel mensen. Uitgaande van die redenering zou je dus als overheid altijd het tegenovergestelde moeten doen van wat actievoerders willen wanneer je de meerderheid willen bedienen.

Ik kan me niet voorstellen dat het zo eenvoudig is. Net zo min als ik me kan voorstellen dat nou juist het dorp waar ik zelf woon (en waar het toevallig ook om een parkeerplaats ging, maar wij wilden die graag houden) het enige geval bekend zou zijn, waar de minderheid het met de overheid eens was. Waarbij nou juist die mensen vanwege familieomstandigheden of werkzaamheden belanghebbend waren bij het project en waar echt niet alleen de direct aanwonenden protesteerden. Het is omdat ik weet welke onzin en leugens men over ons vertelde in het oude huis van de burger, dat ik zeer oplettend wordt als er sussend gepraat wordt over mensen met een afwijkende mening. Ongeacht hoe ik over een onderwerp denk.

In dit geval vond ik het plan van het parkeerterreintje niet gek klinken, vooral omdat het groen wordt. Je kunt immers verder niet zo veel met een betonnen bak onder de wortels. Maar ik moet het nog bij daglicht gaan bekijken. Als het weer wat verbetert, dan fiets ik er heen en dan kan ik meteen eens ervaren hoe het is om die berg af te gaan waar men het over had.

zaterdag 24 januari 2015

En zo ben je oud

Vandaag veel tijd verdaan met een blogje over ouderenzorg. Het wilde namelijk maar geen blogje over ouderenzorg worden, maar moest per se over mijn schoonmoeder vertellen. Een onbruikbaar blogje dus, want veel te persoonlijk en veel te verdrietig. Het overkomt me vaker dat ik over haar wil schrijven. Vroeger had ik daar geen last van, maar nu ze in een verpleeghuis zit, duikt ze steeds vaker op in mijn schrijfsels. Ik bewonder hoe zij haar waardigheid behoudt in haar afhankelijkheid. Hoe ze zich schijnbaar gelaten overgeeft aan haar lot en hoe ze in stilte lijdt. Haar eenzaamheid is grenzeloos.

Vrijdag opende het huiskamerproject in Margraten officieel zijn deuren. Ik ging er graag kijken, want ik wist hoe hard eraan gewerkt was. Het was druk, gelukkig. Er was vlaai en drank en hapjes van Talentino en de wethouder sprak gloedvol in het Limburgs, een mevrouw van de zorg sprak te zacht, meneer pastoor was grappig en zegende het 'Hoes van Mergraote' zodat het echt kon beginnen. Daarna begon er muziek die gelukkig zo zacht speelde dat ik hem aan de andere kant van het gebouwtje niet hoorde. Het was feestelijk, ik had een gezellige middag die veel langer duurde dan gepland en heel wat persoonlijker werd dan verwacht.

Maar ik was geschrokken van de deur. De buitendeur dat ging nog  wel maar de tweede had een handleiding. Het leek alsof je die kon openduwen en naar binnen lopen, maar nee, er bleek een knop. Daar moest je op duwen en de deur draaide open. Waarschijnlijk een handigheid voor mensen in een rolstoel, bedacht ik later en wie weet nog een overblijfsel van de bieb die eerst in dat pand had gezeten al kon ik mij die knop niet herinneren. Maar het voelde als een rem.

De deur bleek toch wel te kloppen, want de hoeskamer is niet zo open als ik had verwacht. Het is een soort bejaardensoos, waar ouderen heengebracht worden om te knutselen en gezellig samen te zijn. Eigenlijk de gewone dagopvang voor ouderen, maar dan op een andere locatie. De Hoeskamer bleek alleen het halletje waar ik toevallig, op de vlucht voor de muziek, terecht was gekomen. Jammer genoeg kon ik niet zien hoe de huiskamer eruit zag als hij in functie was, want in plaats van de zitjes, stonden er nu kapstokken, statafels en een ronde tafel die normaal iets verderop stond ten behoeve van de handvaardigheden.

Ik had er een ander idee bij gehad. Bruisender, vitaler, meer appellerend aan wat ouderen willen en kunnen en ook toegankelijk voor niet zo ouderen die wellicht baat zouden hebben bij de kennis en ervaring van de ouderen die daar komen. Meer wisselwerking, een interactie met het dorp, inhoudelijker. Ik had er minstens wifi verwacht, maar dat realiseerde ik me pas een dag later, toen ik weer aan mijn schoonmoeder dacht. En hoe zij tot voor kort, toen zij nog thuis woonde, over de hele wereld e-mail contacten onderhield en altijd reageerde op mijn nieuwsbrieven.

Er was wel een leeshoekje dat oogde als een wachtkamer en dat niet werd gebruikt. Mensen kwamen daar niet om te lezen, werd mij verteld. Ik vroeg waar de boeken waren, want onder het glazen tafelblad lagen alleen een paar tijdschriften. Er waren geen boeken.
Dat stemde mij droef. Het stemde mij vooral droef omdat ik uit een soortgelijk initiatief in een heel gewone wijk in Maastricht verhalen had gehoord die bewijzen hoe boeken mensen verbinden. Ze hadden daar, 'och dat is wel gezellig' een  boekenkast neergezet. De ouderen die er komen, lezen echter met een gretigheid die de initiatiefnemers verbaasde. Ze lenen de boeken, ruilen ze om en raken er met elkaar over in gesprek. De boekenkast blijkt een geweldig idee.

Ik voelde mij vrijdag bezwaard omdat ik in alle eerlijkheid wat teleurgesteld was. Het is vooral moeilijk omdat er zoveel verschrikkelijk goede bedoelingen actief zijn. De liefde en zorg voor ouderen spat ervan af.

Zou dat die gelatenheid verklaren, bedenk ik nu. Die overgave van zorgbehoevende ouderen aan hun lot? Is dat uit respect voor alle liefdevolle moeite die men voor hen doet. Niet voor het hoofd willen stoten door ondankbaar te lijken? Dan houden ze toch in zekere zin het lot in eigen hand en dat vind ik dan wel weer een beetje een troostrijke gedachte.

Ik denk dat het anders kan en ook anders zal worden, omdat de ouderen onderweg anders zijn dan de ouderen van nu. Het kost wat tijd, ook verandering loopt met schuifelende pasjes.

donderdag 15 januari 2015

Met een baksteen in de maag

Hij kwam uit Meerssen, geloof ik, of uit Valkenburg. Achter ons zaten mensen uit Vaals en wie daar achter zat weet ik niet, maar één van hen kreeg telkens wanneer hij het woord vroeg een lachstuip. Eerst vond ik dat zielig. 

We waren daar bij elkaar om over wonen te praten. Bij dat onderwerp moet ik altijd denken aan een gesprek met iemand werkzaam bij de provincie over mijn politieke leven in deze gemeente. 'Ah, ja Eijsden-Margraten', zei ze, 'daar botsen we nog wel eens mee, want die willen altijd maar bouwen.' 

Ik vond het boeiend gisteren, omdat er mensen spraken die konden verwoorden waarom bouwen niet meer zaligmakend is, waarom we anders naar wonen moeten kijken. Waarom het minder kan en zelfs minder moet. Ik laat me nog wel eens overbluffen door mensen als onze wethouder 'bouwen', die praten over verlies door bouwgemis en planschade. Dan heb ik het gevoel dat ik er te weinig van weet om hen een weerwoord te geven, ook al zegt mijn intuitie dat het niet klopt. 

Gisteren leerde ik dat het bouwbedrijf een kostenpost is geworden in plaats van dat het geld oplevert en dat bij 90% van de plannen niet per se een claim ligt als ze niet doorgaan. Dat we bij het nadenken over wonen ook moeten denken aan hoe we het binnen en buitenshuis, en dan niet alleen de tuin, zo inrichten dat er langer zelfstandig gewoond kan worden, aangezien dat de basis is van het nieuwe zorgidee. Er werd gesproken over zachte plannen die wellicht beter waren dan harde en dat daar naar gekeken moest worden en dat onzelfstandige studentenwoningen niet meegeteld werden bij het woningaantal. Ik zat tussen het CDA en D'66 en kon dus af en toe fluisteren: 'Wat is of wat zijn...?' En dat wisten zij dan gelukkig wel. 

De hardheid van plannen heeft te maken met het stadium waarin ze verkeren in de procedure. Dus als iedereen al voor heeft gestemd dan is het een keihard plan en wanneer het net is geopperd, dan is het boterzacht.

De meneer uit Meerssen of Valkenburg, had een zacht plan. Hij wenste bestaande panden te gebruiken om al die bussen van ZZP'ers uit het zicht te parkeren. Daar had hij blijkbaar een hekel aan. Ik vond het een slecht plan, maar goed, ik heb een bus dus ik ben belanghebbende. Ik behoor overigens ook bij een andere doelgroep die hij verfoeit, de eenpersoons huishoudens die allemaal huizen bezet houden met hun kleine leventjes en hun eventuele kind. Ik vond de lachsalvo's opeens niet meer zielig, de man overigens wel. En niet omdat ik verwacht dat hij niet veel hard kan maken.

 Onzelfstandige studentenwoningen hebben geen eigen huisnummer. Je hebt dan bijvoorbeeld een flat met een aantal woonplekken en wat gemeenschappelijke dingen. Daar zijn dan weliswaar meer mensen ingeschreven die geen relatie hebben, maar die tellen allemaal apart samen als één woning. Je zou het een studentenhuis kunnen noemen.

Ik kreeg meteen een visioen van onzelfstandige seniorenwoningen. Dat lijkt mij mooi voor grotere leegkomende panden, dat je er wooneenheden van maakt, waar oudere mensen hun eigen woonprivacy hebben, maar waar bijvoorbeeld ook een gemeenschappelijke keuken is, zodat je indien gewenst samen kunt koken, een gezamenlijk washok, een klusplek en ach waarom niet, een moestuintje. Wat de een niet meer kan, lukt de ander nog wel en zo houden we elkaar op de been. 

Geen nieuw idee overigens. Ik hoorde er voor het eerst van in de jaren tachtig, toen een kennis het idee opperde voor 'ons' als we op leeftijd zouden komen. Heel vaak zijn dit soort projectvoorstellen particuliere initiatieven (nota bene de hoogste vorm van participatie op de ladder), die niet zelden vastlopen in een woud van regels en beperkingen. 























Door het onzelfstandige seniorenwoningen te noemen is meteen het probleem opgelost dat je bijvoorbeeld een leegkomende boerderij niet mag aanpassen tot meerdere seniorenverblijven, omdat dan het woningaantal meer toeneemt dan is toegestaan. Het blijft immers één huisnummer.  Dat lijkt mij een ei van Columbus.

Het was een interessante avond en ja, ook gezellig. Naderhand praatten we nog even na en we zochten naar wegen om over dit soort (en andere) zaken eens met elkaar vrij van gedachten te kunnen wisselen binnen de raad of de commissies. 

Het was alleen jammer dat onze wethouder bouwen er zelf niet was, hij had het vast interessant gevonden. Alhoewel misschien ook niet.



dinsdag 6 januari 2015

Stof tot nadenken

'Dat wetenschappers zomaar hun gang gaan is flauwekul. Wetenschappers lezen kritisch elkaars werk, raken geïnspireerd, kijken om zich heen en komen zo tot nieuwe onderwerpen'

Ik las deze zin een paar keer nadat ik thuis kwam van de vergadering in het gemeentehuis. Lekker even met een krantje. Even niet ermee bezig zijn. Maar deze zin bleef haken en ik dacht: 'Wat als je wetenschappers vervangt door politici? Kan het dan ook? Is het mogelijk om met politici gesprekken te voeren binnen het politiek stramien waarin ruimte is voor onderlinge inspiratie?'

Het is lastig. Misschien kunnen wetenschappers het wel omdat hun werk niet gehinderd wordt door onderlinge concurrentie. Nee, dat klopt niet. Wetenschappers willen heel graag iets bijzonders ontdekken, iets waardoor ze een belangrijke stap kunnen maken, waardoor hun naam gewicht krijgt, waardoor ze gehoord worden. Wat dat betreft zijn ze precies politici.

Wetenschappers hebben nooit een einddoel, denk ik. Ze kiezen een subdoel dat ze willen bereiken en als dat lukt een nieuw subdoel, want kennis vergaren en combineren, onderzoeken en uitproberen en beschrijven gaat altijd door. 

Politiek kent evenmin een einddoel, tenzij je politiek voert die gericht is op het beëindigen van de totale mensheid. Ik verwacht niet dat er zulke politici zijn, misschien hebben ze wat potentiële aanhangers maar daarvan verwacht ik niet veel eigen politiek initiatief.

In de politiek zijn geijkte patronen. Misschien is dat in de wetenschap minder. Het zou zelfs zo kunnen zijn dat geijkte patronen wetenschap tegenwerken, omdat er dan geen ruimte is voor buiten de lijnen denken en experiment. Ik hoop wel dat er een vorm van geijktheid is bij het controleren van wetenschappelijke bevindingen. Dat het aan bepaalde eisen moet hebben voldaan voordat het als een nieuwe waarheid naar buiten mag. 

Het zou in de politiek mooi zijn als er ruimte was voor gedachtenexperimenten binnen bijvoorbeeld de gemeenteraad. Het is moeilijk. Nieuwsgierigheid wordt al snel ervaren als lastig, ideeën worden vertaald naar vragen en vragen zijn dingen waar een antwoord op moet komen. Dat maakt inspiratie en onderzoek moeizaam. Het is alsof je er  voortdurend van verdacht wordt iemand aan te willen vallen. Tenminste zo ervaar ik het.

Vandaag spraken we over Eijsden, weer eens, en blijkbaar heeft men mij een stempeltje met een bepaalde mening op mijn voorhoofd gezet en daar wordt op gereageerd. Mij werd verteld dat de gemeenteraad niet over vergunningen gaat, dat ik niet zo moeilijk moet doen over een jonge ondernemer die het goed doet en die alle kansen moet krijgen, dat beslissen over het vergunningparkeren is uitgesteld tot september, dat de briefschrijver een slimme man is die iets wil, ben even vergeten wat precies, sorry, en dat de wethouder alle uitleg die ik vraag al gegeven heeft.

Blijkbaar heb ik dat dan niet begrepen en misschien ben ik wel niet de enige die zo dom is. Wat ik eigenlijk zou willen, is dat er eens gekeken werd naar alle dingen die in de oude kern van Eijsden spelen, dat alle betrokkenen en dat is ook de overheid, bij elkaar gezet worden met de vraag:
Als de wens is dat de oude kern aantrekkelijk uitziet en toeristisch interessant is, dat de bewoners er met plezier wonen, dat de bedrijven die er zitten een goede boterham kunnen verdienen. Wat hebben jullie daarvoor over en wat willen jullie daar eventueel voor inleveren?

Dat kan dan misschien betekenen dat je om het uiterlijk van de kern te verfraaien, als bewoner niet voor je deur kunt parkeren en dat je als horecaondernemer niet tot één uur 's nachts terrasvergunning krijgt, dat kan, maar er kunnen ook andere compromissen gesloten worden. Ik denk dat het verschil maakt, als de partijen zelf tot die compromissen komen. 

Goed, het was een leerzaam gesprek, zonder meer, maar niet op een opbouwende manier en dat is jammer. Voorlopig wordt het nog heel erg moeilijk om binnen een commissie een overzicht te krijgen van de projecten die lopen, hoe die elkaar overlappen, hinderen en waar ze elkaar zouden kunnen versterken. En dat inzichtelijk wordt gemaakt welke bezwaren er bestaan tegen de lopende plannen. 

Ik had vanavond ook nog van gedachten willen wisselen over de politieke combinatie wonen en zorg, maar dat heb ik maar heel kort gehouden en voor een later tijdstip opgeborgen. Ik was er wel even klaar mee.



maandag 5 januari 2015

Integriteit en een fruitdiefje

Integriteit is ingewikkeld. Zo ingewikkeld dat raadsleden daarvoor op les moeten. Ik heb nog geen les gehad dus mijn integriteit verkeert nog in onzekerheid. Ik vermoed dat je ervoor moet waken dat je belangen niet verstrengeld raken. Dat je dan bijvoorbeeld even gaat plassen als er gestemd moet worden over iets waar jij mee te maken hebt, zodat je er niet van verdacht kunt worden de stemming te beïnvloeden in jouw voordeel. Iets in die richting.

Persoonlijk lijkt me dat nogal omslachtig. Ik zou het fijner vinden als je gewoon kon zeggen: ik stem daar niet over mee, want als het doorgaat is dat heel goed voor mijn bedrijf, vereniging, moeder, kind. Het is ook lastig, want nu mogen mensen die verstand van zaken hebben niet meestemmen over dingen waar zij verstand van zaken van hebben omdat ze belang hebben bij datgene waarvan ze verstand van zaken hebben. Maar van de andere kant is het niet slecht om mensen met een frisse kijk te laten beslissen over iets. Voorwaarde is dan wel dat diegenen die moeten beslissen goed geïnformeerd zijn.

Dat bereik je door veel met elkaar van gedachten te wisselen. Een tijdrovende bezigheid, maar nuttig. Een nadeel van discussiëren met mensen die niet in de materie thuis zijn, is dat iemand met verstand van zaken soms nogal wat stappen terug moet doen op inhoudelijk discussieniveau. Het risico bestaat dat je tijdens een discussie denkt: 'oh help daar hebben we die argumenten weer, ik dacht dat we daar nu inmiddels wel klaar mee waren.' De kunst is om dan niet gefrustreerd te raken en de discussie open te houden.

Dat oh-help gevoel ken ik. Ik heb door mijn beroep namelijk veel verstand van zaken van boeken en lezen. Met name van kwaliteit van kinderboeken en het belang van lezen en voorlezen voor de ontwikkeling van kinderen. Ik verdiep mij daar namelijk al drieëntwintig jaar in. En als ik één ding geleerd heb in die jaren is het dat schrikbarend veel mensen denken dat het gemakkelijk is om een kinderboek te maken.

Mijn laatste oh-help ervaring is tamelijk recent. Ik bestudeerde de aanbiedingsfolder van een uitgeverij en vond daarin een prentenboek dat bloedmooi oogt en waarin de hoofdrolspelers peren zijn. Peren? Maar dat is misschien een boek waarmee onze toeristische coöperatie Met Fruit Erop Uit iets zou kunnen. En daar kwam dus die integriteit opeens om de hoek kijken.

Was ik geen raadslid geweest, dan had ik hen gewoon benaderd en op het boek gewezen, omdat ik verwacht dat het mooi is, goed vormgegeven, goed geredigeerd, origineel en bijzonder. Het zou niet misstaan in menig boerderijwinkel en ik zou iets kunnen betekenen in de leveringen. Nu deed ik dat niet.
Echter, onlangs sprak ik iemand die Met Fruit Erop Uit  te maken heeft en ik vertelde toch iets over dit prentenboek. Het werd vrij snel afgekapt. Nee, ze waren al met zoiets bezig en het was nou juist de bedoeling dat eigen producten werden gepromoot. Ze hebben ook al een hoofdpersoon, het Fruitdiefje.

En toen kreeg ik die oh-help sensatie. Ik vreesde meteen het zoveelste eigengemaakte kinderboek, met een flutverhaal, matige illustraties en het verkoopargument: 'de kinderen vinden het heel leuk!'


Misschien is het een vooroordeel. Ik weet niet of raadsleden ook cursussen kunnen volgen om vooroordelen te onderkennen, ik heb er in elk geval nog geen aangeboden gekregen. Ik hoop dat het een vooroordeel is en dat de coöperatie het goed gaat aanpakken, dat ze een professioneel boek wil maken en dat ook door mensen kennis van zaken laat uitvoeren. Ik hoop dat de gemeente, initiatiefnemer van Met Fruit Erop Uit , in geval ze subsidie betaalt voor dat plan, heel kritisch is op de uitvoering. Ik denk dat ik er weinig in te zeggen zal hebben vanwege die integriteit (laten we het daar maar op houden). Maar mochten ze me van tevoren raadplegen, dan beloof en zweer ik doodeerlijk te zijn.




NB. Deze blog is ook verschenen in Boekblad, daar kon ik een afbeelding van het perenprentenboek plaatsen. Hier is dat wat ingewikkelder vanwege die integriteit, omdat mensen dan misschien last van reclamegevoelens krijgen. De hazelmuis (foto) is de inspiratiebron voor het educatielogo (midden) van Met Fruit Erop Uit, het is ontworpen door vormgeefster Nadine de Burlett. Wat ook reclame is misschien, maar ik zit niet in de vormgeving hè. 

donderdag 1 januari 2015

Het schooltje aan de Kampweg

Vroeger knikte ik, wanneer ik Gronsveld uitreed, altijd even naar het paardje in het weitje. Een Haflinger die vanonder de hoogstambomen nieuwsgierig de weg afkeek naar naderend verkeer. Dat kon hij goed zien, want de lichte bocht in de weg gaf hem een breed uitzicht. Hij leek op me te wachten, alsof hij er zeker van wilde zijn dat ik na mijn bezoek aan de grote stad weer veilig terugkeerde naar het Heuvelland. Het weitje is weg en naar het paardje knik enkel nog in gedachte. 

Waarschijnlijk hoor ik bij een nostalgisch groepje. Van die mensen die een warm plekje hebben voor weitjes met oude bomen met een paardje of wat koeien. Van hetzelfde soort dat ook een zwak heeft voor verouderde gebouwtjes, waar meer zakelijke types van zeggen dat ze onrendabel, niet duurzaam en onpraktisch zijn. Van die pandjes die eigenlijk heel erg opgeknapt moeten worden als je er nog iets mee wil doen, maar waar niemand het geld voor overheeft. Ik verdenk het schooltje aan de kampweg van Gronsveld ervan zo'n bouwwerkje te zijn.  

Toen ik hoorde van de plannen met het schoolgebouw aan de Kampweg: een Aldi, een Heemkundevereniging, een appel- en perenmuseum en een toeristisch opvangcentrum, toen dacht ik aan het schooltje. Ik zag daar mensen die de streek bezoeken binnen lopen voor informatie en wandelroutes. Ik zag hen even zitten en wat uitrusten, terwijl ze wachten op hun beurt, wat folders doorbladeren en ideeën opdoen.

De Aldi stelde ik mij aan de achterkant voor. Met zijn rug naar het schooltje en het zicht op de parkeerplaats. Onzichtbaar vanaf de rijweg, zoals nu de moderne schoolgebouwen grotendeels verscholen liggen. En dan boven de Aldi het fruitmuseum en de Heemkundevereniging. Zoiets. 

Maar nu begrijp ik dat het schooltje plat moet. Daar moet de uitgang van de Aldi komen, of de ingang of een kruispunt van wegen, het is me nog niet helemaal duidelijk. Hoe dan ook, het stemt mij droef. 

Misschien is het schooltje niks waard, misschien vinden veel mensen het lelijk. Ik ben geen kenner, mijn liefde is blind. Ik vroeg niet aan de boze mensen uit Gronsveld, die ik in het gemeentehuis trof, hoe ze over het schoolgebouwtje denken. Er was te weinig tijd om hun boosheid precies te duiden. Willen ze de Aldi niet? Maken ze zich zorgen over de te verwachten drukte? Vrezen ze verkeersproblemen? Voelen ze zich niet gehoord, overdonderd, gepasseerd? Is het gewoon alles, de manier waarop het gaat? De plotselinge plannen die als een voldongen feit en met onherroepelijke stelligheid in hun tuin zijn geland? Ik kan me er alles bij voorstellen, maar ik hoop dat ze ook een beetje voor het schooltje willen opkomen.