vrijdag 12 juli 2019

Van de kers en de taart

Een grote boom vangt 45 vuilniszakken stof weg en een gemiddelde levert een jaar zuurstof voor vier mensen. Heb je er 100.000 dan reduceert dat de CO2 met 50 duizend ton. Dat is toch eigenlijk best goed bedacht, of heel gelukkig toeval.
Nu hield ik zonder dat al van bomen. Ik ken niets dat zo mooi laat zien dat de tijd verglijdt en zowel de tijdigheid als de tijdloosheid tastbaar maakt. Maar ik ken ook niets dat tegelijkertijd zo sterk en zo weerloos is als een boom.
Wij zien bomen als inwisselbaar. Je zaagt hier eentje om, pompediepom en je plant er daar eentje bij, hatsekiedei. Wat maakt het uit? Volgens mij net zoveel als het uit maakt dat je een historisch gebouw sloopt en het nieuw opbouwt. Je gooit iets weg dat tijd in zich draagt, dat sporen heeft, dat leven betekent en gekend heeft, opeens zet je je voeten niet meer in de passen van vele generaties voor je.
Daarom zijn monumenten waardevol voor ons en willen we ze behouden, het geeft ons wortels.
Bomen onthouden we niet, een enkele herkennen we, maar het zijn niet onze monumenten, ze dragen niet onze geschiedenis, op misschien wat snoeitechnieken na.
Bomen staan daar maar. Ze zijn er toevallig gegroeid, of ooit geplant, dus doen we naar believen met ze wat ons goeddunkt. Als we er niet omheen kunnen rijden, hun bladeren op ons tuingrint vallen, onze autoruiten na een parkeerpauze kleverig zijn, schaduw op onze zonnepanelen valt, of er beestjes uit dwarrelen, dan moeten ze weg.
Wij zijn immers de koning van de schepping, de kers op de taart van Onzelieveheer. Dat geeft ons blijkbaar rechten om de andere onderdelen van dat werk af te breken, of hoe zeggen wij kersen dat, in te passen in onze plannen.
We zijn eigenlijk een kers die zijn eigen taart opeet.