vrijdag 29 april 2016

De Hannekekoenenorm

Ik kan ze nergens vinden, de richtlijnen van het COA voor het inrichten van een azielzoekerscentrum. Dat vind ik vervelend, want nu weet ik niet wat ik kan verwachten.

We hadden het er deze week over tijdens een van de gesprekken die we voerden over het eventuele AZC in Rijckholt. Ik vroeg het me af, omdat ik denk dat een goede inrichting van een opvangcentrum veel problemen kan voorkomen. 
'Volgens de normen van het COA', was het antwoord dat ik kreeg op mijn vraag hoe er gedacht wordt over de inrichting. Maar wat zijn de normen van het COA?
'Dat weet toch iedereen,' werd gezegd. Nou iedereen dan behalve ik. 

Hoe zou je het zelf willen hebben? Wat zou je belangrijk vinden? Vermoedelijk hebben er maar weinig behoefte aan grote kamers met hoogpolig tapijt en een jacuzzi. 
Ik denk dat je wifi wil, om contact te kunnen houden met de mensen die je achter moest laten, omdat je ze mist en omdat je wil weten of ze nog leven, te eten hebben en een beetje beschermd zijn. En een eigen deur, die je dicht kunt doen als je even geen zin hebt om anderen te zien. Als je wil huilen of iets anders wat je niet in gezelschap doet. Of als je het een poosje gehad hebt met je ouders, hoe lief ze je ook zijn. Of zomaar even niemand. 

Ik denk niet dat dat de COA-norm is. Noem het de Hannekekoenenorm, zoals de burgemeester een beetje bijterig deed, zonder enige nieuwsgierigheid naar wat ik bedoelde. Maar dat vergeef ik hem, hij zal moe zijn geweest, wat niet raar is.






vrijdag 22 april 2016

Vluchtelingen

Hoe moeilijk is het om vreemden in je achtertuin te krijgen. Sommigen zullen zeggen: 'gezellig', anderen, zoals ik, zullen zich in de eerste plaats in hun privacy aangetast voelen. Ik heb er al moeite mee als ik na een aantal dagen naast een lege plek, opeens buren krijg op de camping. Meestal voelt het na een korte poos vertrouwd en groet je elkaar als oude bekenden wanneer je met je rolletje richting sanitair loopt. Maar ja, je deelt dan ook iets. Je staat immers samen op die camping. Blijkbaar houd je dus allebei van wat ongemak en gras onder je voeten.

Vluchtelingen kiezen niks, niet de reden van vertrek niet de reden van verblijf en niet de plek waar ze terechtkomen. Ze mogen alleen maar hopen dat het een beetje naar hun wens is, want als het dat niet is kunnen ze er niet zomaar weg. Ik probeer me geregeld in hun plaats te denken, maar ik kan kan het niet. De gedachte dat ik hier alles achter zou moeten laten en ergens ver weg, waar het leven, de taal en de gebruiken heel anders zijn, met een heleboel mensen bij elkaar die allemaal er niet voor gekozen hebben, moet wachten op een kans op een nieuw bestaan. Weer helemaal opnieuw beginnen, want wat ik hier opbouwde, daar heb ik daar niks aan. Ik weet niet of ik het zou kunnen opbrengen.

Maar ik weet ook niet hoe ik mij zou voelen als ik vluchtelingen dicht bij huis kreeg. In eerste instantie zou ik schrikken en daar zou ik me dan weer over schamen en vervolgens zou ik vinden dat ik niet moest zeuren, ze moeten immers ergens terechtkunnen en dan zou ik weer na gaan denken over hoe het zou zijn om veel mannen in de buurt te krijgen waarvan ik niet kan inschatten hoe ze een vrouw waarderen en daar word ik dan weer zenuwachtig van ook al weet ik dat ik er niet werkelijk bang voor ben.

We leren jullie Nederlands, denk ik dan, maar leren we jullie ook hoe wij communiceren? En wie vertelt ons jullie taal. Want we spreken niet alleen met woorden. Het herinnert me aan mijn schoonmoeder die vroeger eens een aanvaring had met de nonnen op de school van haar zonen. Haar kinderen keken zo onbeleefd, vonden de zusters. 'Mijn  kinderen hebben geleerd om mij aan te kijken als ik met hen praat,' verdedigde ze hen. De codes van de nonnen waren omgekeerd. Het conflict was voor beide partijen verhelderend.

Zo vinden wij het niet prettig als er gesist wordt als we langslopen, maar er iemand stoïcijns voor zich uit staat te staren als je omkijkt. Het geeft je een besmeurd gevoel, al die stiekemheid. Mannen hier fluiten je na en als je kijkt zijn ze desnoods bereid om te zwaaien. Effe lachen dus, of je gewoon doof houden, en doorlopen. Reageren brengt beiden in een lastig parket, want dat is niet de bedoeling. Hij weet dat, zij weet dat.

Ons gesis heeft een deuntje, zelfs tuinkabouters kennen het. Wellicht kunnen die ingezet worden bij het bij het verduidelijken van onze codes? Maar ja, hoe leg je dan weer zo'n tuinkabouter uit.

vrijdag 15 april 2016

Integratie

We kwamen niet op zijn naam, gisteravond. Sportjournalist, hondenkop, lang haar, fietsenrek, of heeft hij geen fietsenrek? Een raadscollega scrollde op haar telefoon alle kandidaten na, waarna er weer andere discussies ontstonden: heeft Johan Derkssen een hondenkop, is Mulder een aantrekkelijke man? Vooral dat laatste kostte wat tijd, maar dat maakte niet uit. We zaten te eten tussen twee vergaderingen door. Chinees, net zo geïntegreerd als de Belgische frieten.
Afijn vanwege het sexy-gehalte van Jan Mulder, spraken we niet over Marokkaanse voetballers, maar door dat gesprek las ik vanmorgen wel het Volkskrantartikel, ook al ging het over voetbal. 

Mijn oog viel op een zin in het stukje van Dries Boussatta in een apart kader. Hoeveel generaties, vroeg hij zich af, zijn er nodig voordat je wordt gezien als 'één van ons'? 

Er wordt veel verwacht van de verbroedering door samen te sporten. Het duikt ook vaak op in het kader van de vluchtelingenopvang en de integratie in het algemeen: Als we willen dat mensen elkaar leren kennen, dan moeten ze samen sporten. Maar blijkbaar zitten daar haken en ogen aan, want Marokkaanse  jongetjes voetballen al jaren bij Nederlandse clubs. Waar gaat het dan mis? En waardoor? 

Hebben hormonen ermee te maken! Is het een testosterondingetje? Veroorzaakt de competitie in de sportsituatie belaagde eergevoelens die hersteld moeten worden met hanig gedrag? Met de wedstrijd gaat ook de man verloren? Is de hanigheid van Marokkaanse mannen groter en is dat dan opvoeding of natuur? En hoe zit dat dan met Syriërs, hebben die daar ook last van? Moeten we er voor de zekerheid al over nadenken, of is dat discriminerend en ongastvrij? Zijn problemen te voorkomen? Zijn ze te voorzien?

En word je ooit één van ons? 'Ga terug naar Maastricht, waar je vandaan komt' snauwde eens een dorpsgenoot tegen me, en een paar jaar geleden kreeg ik in een volle zaal door een andere man toegebeten: 'Waar bemoeit u zich mee, u bent niet van hier.' Ik woonde er toen bijna 20 jaar. Een heleboel mensen in diezelfde zaal waren kwaad over die uitspraak. Kwader dan ik zelf was, ik vond de spreker vooral sneu. Sinds het moment dat hij dat zei, groette ik telkens vriendelijk als ik hem zag. Elke keer staarde hij met een eindeloos verbaasde blik naar me, alsof hij geen idee had wie ik was. Hij zwaaide nooit terug. Groeten is hier niet vanzelfsprekend en wellicht zelfs bedreigend. Uiteindelijk ben ik ermee gestopt.

Ik woon in een dorp waarvan een groep altijd zal blijven vinden dat ik er niet bij hoor. Er zijn echter ook mensen die het niks interesseert. Die vinden mij gewoon aardig, of niet, en het kan ze geen reet schelen waar ik geboren ben. Zulke mensen wonen trouwens overal en er zijn er veel meer van. 


zaterdag 9 april 2016

Frappez toujours

Frappez Toujours

Soms krijg ik een e-mail met de opdracht om als raadslid iets aan te pakken. Zo werd ik onlangs gesommeerd om te regelen dat je niet 130 kilometer per uur mag rijden op de A2 tussen Maastricht en de Belgische grens. Natuurlijk, doe ik even.

De schrijver van de e-mail, uit een buurgemeente, had in de krant gelezen over een voorlichtingsavond in onze gemeente over de funeste gevolgen van fijnstof voor de gezondheid. Daarom vond hij dat ik erop moest springen, want ik ben van GroenLinks. Ik heb immers een positie waarin ik iets kan betekenen. Ik heb een podium, naar mij luisteren ze wel.

Ik vind dat lastig. Het zijn beslissingen die ver van mijn invloedsgebied genomen worden en ik heb al behoorlijk wat moeite om vanuit mijn oppositiepositie binnen de gemeentelijke invloedssfeer iets gedaan te krijgen.

Zulke situaties geven me dan het gevoel dat een gemeenteraadslid een dienstmaagd is. Natuurlijk zit je daar omdat je mensen vertegenwoordigt, maar betekent dit, dat je iedere taak die bij jouw partij past op moet pakken? En ben je een slecht raadslid wanneer je uitlegt dat je niet door iedere hoepel kunt springen. Zeker, ik kan bijvoorbeeld een motie maken, waarin ik ons college opdraag om in Den Haag te protesteren tegen de extra milieubelasting die 130 kilometer per uur betekent, maar gebruik ik mijn tijd dan ook goed? Zijn dat geen moties voor de bühne?

Voor mijn gevoel wel en ik heb geprobeerd daar eerlijk over te zijn. Ik schreef hem dat ik liever tracht iets te doen tegen de tractoren die hier, om welke reden dan ook, stationair staan te draaien en ondertussen hun dieseladem over het landschap blazen.

Frappez toujours, antwoordde hij. Nou bij deze dan: Hallo Den Haag! Belachelijk, 130 kilometer per uur, nergens voor nodig!