vrijdag 15 april 2016

Integratie

We kwamen niet op zijn naam, gisteravond. Sportjournalist, hondenkop, lang haar, fietsenrek, of heeft hij geen fietsenrek? Een raadscollega scrollde op haar telefoon alle kandidaten na, waarna er weer andere discussies ontstonden: heeft Johan Derkssen een hondenkop, is Mulder een aantrekkelijke man? Vooral dat laatste kostte wat tijd, maar dat maakte niet uit. We zaten te eten tussen twee vergaderingen door. Chinees, net zo geïntegreerd als de Belgische frieten.
Afijn vanwege het sexy-gehalte van Jan Mulder, spraken we niet over Marokkaanse voetballers, maar door dat gesprek las ik vanmorgen wel het Volkskrantartikel, ook al ging het over voetbal. 

Mijn oog viel op een zin in het stukje van Dries Boussatta in een apart kader. Hoeveel generaties, vroeg hij zich af, zijn er nodig voordat je wordt gezien als 'één van ons'? 

Er wordt veel verwacht van de verbroedering door samen te sporten. Het duikt ook vaak op in het kader van de vluchtelingenopvang en de integratie in het algemeen: Als we willen dat mensen elkaar leren kennen, dan moeten ze samen sporten. Maar blijkbaar zitten daar haken en ogen aan, want Marokkaanse  jongetjes voetballen al jaren bij Nederlandse clubs. Waar gaat het dan mis? En waardoor? 

Hebben hormonen ermee te maken! Is het een testosterondingetje? Veroorzaakt de competitie in de sportsituatie belaagde eergevoelens die hersteld moeten worden met hanig gedrag? Met de wedstrijd gaat ook de man verloren? Is de hanigheid van Marokkaanse mannen groter en is dat dan opvoeding of natuur? En hoe zit dat dan met Syriërs, hebben die daar ook last van? Moeten we er voor de zekerheid al over nadenken, of is dat discriminerend en ongastvrij? Zijn problemen te voorkomen? Zijn ze te voorzien?

En word je ooit één van ons? 'Ga terug naar Maastricht, waar je vandaan komt' snauwde eens een dorpsgenoot tegen me, en een paar jaar geleden kreeg ik in een volle zaal door een andere man toegebeten: 'Waar bemoeit u zich mee, u bent niet van hier.' Ik woonde er toen bijna 20 jaar. Een heleboel mensen in diezelfde zaal waren kwaad over die uitspraak. Kwader dan ik zelf was, ik vond de spreker vooral sneu. Sinds het moment dat hij dat zei, groette ik telkens vriendelijk als ik hem zag. Elke keer staarde hij met een eindeloos verbaasde blik naar me, alsof hij geen idee had wie ik was. Hij zwaaide nooit terug. Groeten is hier niet vanzelfsprekend en wellicht zelfs bedreigend. Uiteindelijk ben ik ermee gestopt.

Ik woon in een dorp waarvan een groep altijd zal blijven vinden dat ik er niet bij hoor. Er zijn echter ook mensen die het niks interesseert. Die vinden mij gewoon aardig, of niet, en het kan ze geen reet schelen waar ik geboren ben. Zulke mensen wonen trouwens overal en er zijn er veel meer van. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten