donderdag 15 januari 2015

Met een baksteen in de maag

Hij kwam uit Meerssen, geloof ik, of uit Valkenburg. Achter ons zaten mensen uit Vaals en wie daar achter zat weet ik niet, maar één van hen kreeg telkens wanneer hij het woord vroeg een lachstuip. Eerst vond ik dat zielig. 

We waren daar bij elkaar om over wonen te praten. Bij dat onderwerp moet ik altijd denken aan een gesprek met iemand werkzaam bij de provincie over mijn politieke leven in deze gemeente. 'Ah, ja Eijsden-Margraten', zei ze, 'daar botsen we nog wel eens mee, want die willen altijd maar bouwen.' 

Ik vond het boeiend gisteren, omdat er mensen spraken die konden verwoorden waarom bouwen niet meer zaligmakend is, waarom we anders naar wonen moeten kijken. Waarom het minder kan en zelfs minder moet. Ik laat me nog wel eens overbluffen door mensen als onze wethouder 'bouwen', die praten over verlies door bouwgemis en planschade. Dan heb ik het gevoel dat ik er te weinig van weet om hen een weerwoord te geven, ook al zegt mijn intuitie dat het niet klopt. 

Gisteren leerde ik dat het bouwbedrijf een kostenpost is geworden in plaats van dat het geld oplevert en dat bij 90% van de plannen niet per se een claim ligt als ze niet doorgaan. Dat we bij het nadenken over wonen ook moeten denken aan hoe we het binnen en buitenshuis, en dan niet alleen de tuin, zo inrichten dat er langer zelfstandig gewoond kan worden, aangezien dat de basis is van het nieuwe zorgidee. Er werd gesproken over zachte plannen die wellicht beter waren dan harde en dat daar naar gekeken moest worden en dat onzelfstandige studentenwoningen niet meegeteld werden bij het woningaantal. Ik zat tussen het CDA en D'66 en kon dus af en toe fluisteren: 'Wat is of wat zijn...?' En dat wisten zij dan gelukkig wel. 

De hardheid van plannen heeft te maken met het stadium waarin ze verkeren in de procedure. Dus als iedereen al voor heeft gestemd dan is het een keihard plan en wanneer het net is geopperd, dan is het boterzacht.

De meneer uit Meerssen of Valkenburg, had een zacht plan. Hij wenste bestaande panden te gebruiken om al die bussen van ZZP'ers uit het zicht te parkeren. Daar had hij blijkbaar een hekel aan. Ik vond het een slecht plan, maar goed, ik heb een bus dus ik ben belanghebbende. Ik behoor overigens ook bij een andere doelgroep die hij verfoeit, de eenpersoons huishoudens die allemaal huizen bezet houden met hun kleine leventjes en hun eventuele kind. Ik vond de lachsalvo's opeens niet meer zielig, de man overigens wel. En niet omdat ik verwacht dat hij niet veel hard kan maken.

 Onzelfstandige studentenwoningen hebben geen eigen huisnummer. Je hebt dan bijvoorbeeld een flat met een aantal woonplekken en wat gemeenschappelijke dingen. Daar zijn dan weliswaar meer mensen ingeschreven die geen relatie hebben, maar die tellen allemaal apart samen als één woning. Je zou het een studentenhuis kunnen noemen.

Ik kreeg meteen een visioen van onzelfstandige seniorenwoningen. Dat lijkt mij mooi voor grotere leegkomende panden, dat je er wooneenheden van maakt, waar oudere mensen hun eigen woonprivacy hebben, maar waar bijvoorbeeld ook een gemeenschappelijke keuken is, zodat je indien gewenst samen kunt koken, een gezamenlijk washok, een klusplek en ach waarom niet, een moestuintje. Wat de een niet meer kan, lukt de ander nog wel en zo houden we elkaar op de been. 

Geen nieuw idee overigens. Ik hoorde er voor het eerst van in de jaren tachtig, toen een kennis het idee opperde voor 'ons' als we op leeftijd zouden komen. Heel vaak zijn dit soort projectvoorstellen particuliere initiatieven (nota bene de hoogste vorm van participatie op de ladder), die niet zelden vastlopen in een woud van regels en beperkingen. 























Door het onzelfstandige seniorenwoningen te noemen is meteen het probleem opgelost dat je bijvoorbeeld een leegkomende boerderij niet mag aanpassen tot meerdere seniorenverblijven, omdat dan het woningaantal meer toeneemt dan is toegestaan. Het blijft immers één huisnummer.  Dat lijkt mij een ei van Columbus.

Het was een interessante avond en ja, ook gezellig. Naderhand praatten we nog even na en we zochten naar wegen om over dit soort (en andere) zaken eens met elkaar vrij van gedachten te kunnen wisselen binnen de raad of de commissies. 

Het was alleen jammer dat onze wethouder bouwen er zelf niet was, hij had het vast interessant gevonden. Alhoewel misschien ook niet.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten