vrijdag 25 maart 2016

Ondernemen


Ondernemen telt blijkbaar alleen maar als het groot is: grote gebouwen, grote bedragen, grote gebaren. En als het niet groot is dan moet het opgepompt, zo niet goedschiks dan toch met gemeenschapsgeld, want de gemeente heeft er anders niks aan. Dus zal ze die ondernemers eens gaan helpen. 

Blijkbaar zijn ondernemers mensen die opgepept kunnen worden. Er zijn mensen die er een bedrijf aan hebben om andere mensen te vertellen hoe ze moeten ondernemen. Hen te inspireren, zoals dat dan genoemd wordt. Gewoon ondernemer zijn is niet meer genoeg. Gewoon ondernemen betekent gezapig zijn, ingedut, afgestompt, fantasieloos, uitgeteld. Dus komen er mannen met of zonder bestaande titels, of vrouwen, net zo erg, vertellen hoe we weer leven in onszelf kunnen blazen, weer flitsend worden en vermogend. Weer interessant voor de gemeente.

In een week tijd mocht ik een paar van die vreselijke ervaringen ondergaan. Eerst werd me in Maastricht een overdosis innovatie ingespoten. Het moest allemaal nieuwer, en het nieuwste en het allernieuwste. Maar eigenlijk was het precies hetzelfde verhaal als we een paar jaar geleden ook al hoorden en waarschijnlijk roepen ze het over een paar jaar nog. Het nieuwe is ook altijd digitaal.
Dat vond ook een vreselijk mannetje in Margraten, dat met een een stapeltje kaartjes in zijn hand bedrijven opnoemde die het goed deden en bedrijven die toch echt wat moesten verbeteren. En we moesten ook niet zeuren, maar onze hand opsteken als hij wat vroeg. Niet van dat schichtige, daar had ie niks aan. En wat moest dan anders? De website. Want we moeten namelijk grenzenloos ondernemen en dus moeten we drietalige websites hebben. Pas als je dat hebt, dan ben je van vandaag. 

Er zit een kloof tussen het ondernemersbeeld en de behoefte die de gemeenschap heeft. Wellicht creëert een groot bedrijf veel banen, ja maar dat doen vele kleintjes ook. Die hebben bovendien het voordeel dat ze gemakkelijker in een gemeenschap passen, daar onderdeel van uitmaken en erin geïnteresseerd zijn. Er is om te overleven een wisselwerking nodig tussen de bedrijvigen en de niet-bedrijvigen en tussen de bedrijvigen onderling. Dat creëert levendigheid, sociale contacten, onderlinge betrokkenheid en gespreksstof in welke taal dan ook. 






Geen opmerkingen:

Een reactie posten